Beleidsregel criteria verduurzamingsloket gewasbeschermingsmiddelen Ctgb

Geraadpleegd op 15-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 30-12-2023 t/m heden

Beleidsregel criteria verduurzamingsloket gewasbeschermingsmiddelen Ctgb

Beleidsregel van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden van 1 januari 2024, inzake de inrichting van een verduurzamingsloket

Artikel 1. Begrippen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. Ctgb: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

  • b. Feromoon: een type semiochemical zoals bedoeld in EU-richtsnoer SANTE/12815/2014.

  • c. Gebruik: gebruiksdoeleinden overeenkomstig artikel 33, tweede lid, aanhef en onder a van Verordening (EG) Nr. 1107/2009;

  • d. Gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) Nr. 1107/2009;

  • e. Laagrisicostof: werkzame stof met een laag risico zoals bedoeld in artikel 22 en Bijlage II, punt 5 van Verordening (EG) Nr. 1107/2009 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 540/2011, Deel D (Werkzame stoffen met een laag risico);

  • f. Micro-organisme: micro-organisme zoals bedoeld in artikel 3 lid 15 van Verordening (EG) nr. 1107/2009;

  • g. Semiochemical: stof of mengsel van stoffen dat door planten, dieren en andere organismen wordt afgegeven om te communiceren, zoals bedoeld in EU-richtsnoer SANTE/12815/2014;

  • h. Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 540/2011: Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft;

  • i. Verordening (EG) nr. 1107/2009: Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L 309);

  • j. Verordening (EG) nr. 1272/2008: Verordening (EG) Nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 1907/2006;

  • k. Verwachte laagrisicostof: werkzame stof die is opgenomen in de European Commission Notice concerning a list of potentially low-risk active substances approved for use in plant protection van 27 juli 2018, waarvan de goedkeuring niet is verlengd of vervallen sinds de publicatie van deze lijst en waarvan de actuele classificatie overeenkomt met de criteria voor een laagrisicostof zoals bedoeld in artikel 22 en Bijlage II, punt 5 van Verordening (EG) Nr. 1107/2009;

  • l. Verduurzamingsloket: de procedure via welke het Ctgb aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt versneld in behandeling neemt, zoals bedoeld in de beleidsregel toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024;

  • m. Werkzame stof: werkzame stof als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EG) Nr. 1107/2009.

Artikel 2. Criteria voor afhandeling via het verduurzamingsloket

  • 2 De volgende aanvragen voor zowel professioneel als niet-professioneel gebruik komen in aanmerking voor versnelde inbehandelingname, mits de aanvraag aan de criteria uiteengezet onder lid 3 van dit artikel voldoet:

    • a. een aanvraag voor een nieuwe toelating van een gewasbeschermingsmiddel in Nederland;

    • b. een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel met een nieuw gebruik in Nederland.

  • 3 Alle werkzame stoffen in dit gewasbeschermingsmiddel behoren tot tenminste één van de volgende categorieën (Zie Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket):

    • a. (verwacht) laagrisicostoffen;

    • b. levende micro-organismen (inclusief virussen);

    • c. niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking.

  • 4 Een werkzame stof wordt in de context van het verduurzamingsloket beschouwd als niet-chemisch indien deze van natuurlijke oorsprong is, of identiek is aan een stof van natuurlijke oorsprong (inclusief dsRNA, antilichamen en peptiden).

  • 5 Een werkzame stof wordt in de context van het verduurzamingsloket beschouwd als niet-toxisch of selectief toxisch indien:

    • a. het een semiochemical betreft, en/of

    • b. op de werkzame stof geen enkele van de classificaties van toepassing is die genoemd worden in Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Hierbij leidt zowel een classificatie als acuut toxisch voor in het water levende organismen, als een classificatie als chronisch toxisch voor in het water levende organismen tot uitsluiting van behandeling via het verduurzamingsloket.

Artikel 3. Inwerkingtreding

  • 1 Deze beleidsregel wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

  • 2 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze beleidsregel wordt geplaatst.

Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket

  • 1. Wordt de toelating aangevraagd voor tenminste één nieuw gebruik in Nederland?

    • a. Ja → Ga door met stap 2.

    • b. Nee → De aanvraag voldoet niet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

  • 2. Bevat het middel meer dan één werkzame stof?

    • a. Ja → Ga door met stap 3 en herhaal stap 3–8 afzonderlijk voor iedere werkzame stof.

    • b. Nee → Ga door met stap 3.

  • 3. Is de werkzame stof goedgekeurd als laagrisicostof?

    • a. Ja → De stof voldoet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

    • b. Nee → Ga door met stap 4.

  • 4. Is de werkzame stof opgenomen in de lijst van verwacht laagrisicostoffen en is de goedkeuring van deze werkzame stof sinds het opstellen van de lijst niet verlengd (of vervallen)?

    • a. Ja → De stof voldoet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

    • b. Nee → Ga door met stap 5.

  • 5. Is de werkzame stof een semiochemical?

    • a. Ja → De stof voldoet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

    • b. Nee → Ga door met stap 6.

  • 6. Is de werkzame stof een levend micro-organisme (inclusief virussen)?

    • a. Ja → De stof voldoet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

    • b. Nee → Ga door met stap 7.

  • 7. Is de werkzame stof niet-chemisch (dat wil zeggen: van natuurlijke oorsprong of identiek aan een stof van natuurlijke oorsprong (inclusief dsRNA, antilichamen en peptiden)?

    • a. Ja → Ga door met stap 8.

    • b. Nee → De stof voldoet niet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

  • 8. Heeft de werkzame stof een niet-toxische of selectief-toxische werking?

    • a. Ja → De stof voldoet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

    • b. Nee → De stof voldoet niet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

Bijlage II. Lijst van stoffen die voldoen aan de criteria voor het verduurzamingsloket

Versie: 8 december 2023

Deze lijst zal minimaal bijgewerkt worden na elke SCoPAFF-vergadering inzake regelgeving gewasbeschermingsmiddelen en na iedere plenaire bijeenkomst van het Europese Comité risicobeoordeling (RAC) op basis van de meest actuele classificaties en de beslisboom uit Bijlage I. De actuele lijst zal gepubliceerd worden op de website van het Ctgb. Op basis van de status van de stof op het moment van indienen van de aanvraag wordt bepaald of de aanvraag voldoet aan de criteria, ook indien de lijst nog niet geactualiseerd is.

Werkzame stoffen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket: (verwacht) laagrisicostoffen uitgezonderd micro-organismen en semiochemicals

24-Epibrassinolide

ABE-IT 56

Aqueous extract from the germinated seeds of sweet Lupinus albus

Blood meal

Calcium carbonate

Cerevisane

COS-OGA

Dodecyl acetate

Fat distillation residues

Fatty acids C7 to C20 (Pelargonic acid (CAS 112-05-0))

Ferric phosphate

Ferric pyrophosphate

Gibberellic acid

Gibberellins

Heptamaloxyloglucan

Hexadecyl acetate

Hydrolysed proteins

Laminarin

L-Ascorbic acid

Lavandulyl senecioate

Limestone

Maltodextrin

Plant oils / Rape seed oil

Potassium hydrogen carbonate

Prohexadione

Quartz sand

Repellents by smell of animal or plant origin/ fish oil

Repellents by smell of animal or plant origin/ sheep fat

Sodium hydrogen carbonate (low risk active substance)

Sulphur

Urea

 

Werkzame stoffen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket: micro-organismen

Akanthomyces muscarius Ve6 (formerly Lecanicillium muscarium strain Ve6)

Ampelomyces quisqualis strain AQ10

Aureobasidium pullulans (strains DSM 14940 and DSM 14941)

Bacillus amyloliquefaciens (formerly subtilis) str. QST 713

Bacillus amyloliquefaciens AH2

Bacillus amyloliquefaciens IT-45

Bacillus amyloliquefaciens MBI 600

Bacillus amyloliquefaciens strain FZB24

Bacillus amyloliquefaciens subsp. plantarum D747

Bacillus pumilus QST 2808

Bacillus subtilis strain IAB/BS03

Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai strain ABTS-1857

Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai strain GC-91

Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai strains ABTS-1857, GC-91

Bacillus thuringiensis subsp. Israeliensis (serotype H-14) strain AM65-52

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strain ABTS 351

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strain EG 2348

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strain PB 54

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strain SA 11

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strain SA 12

Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki strains ABTS 351, PB 54, SA 11, SA 12 and EG 2348

Beauveria bassiana 203

Beauveria bassiana IMI389521

Beauveria bassiana PPRI 5339

Beauveria bassiana strain 147

Beauveria bassiana strain ATCC 74040

Beauveria bassiana strain GHA

Beauveria bassiana strain NPP111B005

Beauveria bassiana strains ATCC 74040 and GHA

Candida oleophila strain O

Clonostachys rosea strain J1446 (Gliocladium catenulatum strain J1446)

Coniothyrium minitans Strain CON/M/91-08 (DSM 9660)

Cydia pomonella Granulovirus (CpGV)

Helicoverpa armigera nucleopolyhedrovirus (HearNPV)

Isaria fumosorosea Apopka strain 97 (formerly Paecilomyces fumosoroseus)

Metarhizium brunneum strain Ma 43 (formerly Metarhizium anisopliae var anisopliae)

Metschnikowia fructicola strain NRRL Y-27328

Mild Pepino Mosaic Virus isolate VC 1

Mild Pepino Mosaic Virus isolate VX 1

Paecilomyces fumosoroseus strain Fe 9901

Pasteuria nishizawae Pn1

Pepino mosaic virus (PepMV) Chilean (CH2) strain, mild isolate Abp2 (PEPMVO)

Pepino mosaic virus (PepMV) European (EU) strain, mild isolate Abp1 (PEPMVO)

Pepino mosaic virus strain CH2 isolate 1906

Phlebiopsis gigantea strain FOC PG 410.3

Phlebiopsis gigantea strain VRA 1835

Phlebiopsis gigantea strain VRA 1984

Pseudomonas chlororaphis strain MA342

Pseudomonas sp. Strain DSMZ 13134

Purpureocillium lilacinum PL 11

Purpureocillium lilacinum strain 251 (former Paecilomyces lilacinus strain 251)

Pythium oligandrum M1

Saccharomyces cerevisiae strain LAS02

Spodoptera exigua multicapsid nucleopolyhedrovirus (SeMNPV), isolate BV-0004

Spodoptera littoralis nucleopolyhedrovirus (SpliNPV)

Streptomyces K61 (formerly S. griseoviridis)

Streptomyces lydicus WYEC 108

Trichoderma afroharzianum strain T-22 (Formerly Trichoderma harzianum strain T-22)

Trichoderma asperellum (formerly T. harzianum) strain ICC012

Trichoderma asperellum (formerly T. harzianum) strain T25

Trichoderma asperellum (formerly T. harzianum) strain TV1

Trichoderma asperellum (formerly T. harzianum) strains ICC012, T25 and TV1

Trichoderma asperellum strain T34

Trichoderma atrobrunneum (formerly Trichoderma harzianum) strain ITEM 908

Trichoderma atroviride (formerly T. harzianum) strain T11

Trichoderma atroviride (formerly T. harzianum) strain T11 and IMI 206040

Trichoderma atroviride AGR2

Trichoderma atroviride AT10

Trichoderma atroviride strain I-1237

Trichoderma atroviride strain SC1

Trichoderma gamsii (formerly T. viride) strain ICC080

Trichoderma harzianum strains T-22 and ITEM 908

Verticillium albo-atrum (formerly Verticillium dahliae) strain WCS850

 

Werkzame stoffen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket: semiochemicals

(E)-11-Tetradecen-1-yl acetate

(E)-5-Decen-1-ol

(E)-5-Decen-1-yl acetate

(E)-8-Dodecen-1-yl acetate

(E,E)-7,9-Dodecadien-1-yl acetate

(E,E)-8,10-Dodecadien-1-ol

(E,E)-8,10-Dodecadien-1-yl acetate

(E,Z)-2,13-Octadecadien-1-yl acetate

(E,Z)-3,13-Octadecadien-1-yl acetate

(E,Z)-3,8-Tetradecadien-1-yl acetate

(E,Z)-7,9-Dodecadien-1-yl acetate

(E,Z,Z)-3,8,11-Tetradecatrien-1-yl acetate

(Z)-11-Hexadecen-1-ol

(Z)-11-Hexadecen-1-yl acetate

(Z)-11-Hexadecenal

(Z)-11-Tetradecen-1-yl acetate

(Z)-13-Octadecenal

(Z)-7-dodecen-1-yl acetate

(Z)-7-Tetradecenal

(Z)-8-Dodecen-1-ol

(Z)-8-Dodecen-1-yl acetate

(Z)-8-Tetradecen-1-ol

(Z)-8-Tetradecen-1-yl acetate

(Z)-9-Dodecen-1-yl acetate

(Z)-9-Hexadecenal

(Z)-9-Tetradecen-1-ol

(Z)-9-Tetradecen-1-yl acetate

(Z,E)-7,11-Hexadecadien-1-yl acetate

(Z,E)-9,11-tetradecadien-1-yl-acetate

(Z,E)-9,12-Tetradecadien-1-yl acetate

(Z,Z)-3,13-Octadecadien-1-yl acetate

(Z,Z)-7,11-Hexadecadien-1-yl acetate

1-Decanol

Dodecan-1-ol

n-Tetradecylacetate

Rescalure

Straight Chain Lepidopteran Pheromones

Tetradecan-1-ol

Z,Z-3,13-Octadecadienyl Acetate

 

Werkzame stoffen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket: overige niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking

Aluminium ammonium sulphate

Aluminium silicate (aka kaolin)

Carbon dioxide (active substance)

Fatty acids: potassium salt – caprylic acid

Iron sulphate

Kieselgur (diatomaceous earth)

Lauric acid (CAS 143-07-7)

Methyl decanoate (CAS 110-42-9)

Methyl octanoate (CAS 111-11-5)

Pelargonic acid (CAS 112-05-0)

Bijlage 1. Ctgb reactie op commentaren naar aanleiding van de publieke consultatie over de ‘Beleidsregel criteria verduurzamingsloket gewasbeschermingsmiddelen Ctgb’

Artemis

Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen

1.

 

Als Artemis zijn wij zeer verheugd met het initiatief van Ctgb om een verduurzamingsloket gewasbeschermingsmiddelen in te stellen. Veel nieuwe ontwikkeling zitten echter op stofniveau. Zijn er ook mogelijkheden voor versnelling procedure stofaanvraag die bijdrage aan verduurzaming? Zonder stof, geen middel!

In hoeverre wordt het wegnemen van wachttijden alvorens een stof/middel in behandeling genomen wordt verkort? Het afgelopen jaar was er een wachttijd van 3 jaar voor het in behandeling nemen van een nieuwe stofaanvraag. Het sneller in behandeling nemen van stoffen en middelen kan de versnelling in verduurzaming vergroten.

 

Op basis van uw opmerking is een verduidelijkende tekst opgenomen in de preambule van de beleidsregel. Hierin worden ook andere maatregelen genoemd die het Ctgb neemt voor het verkorten van de doorlooptijden en de verduurzaming van het stoffen- en middelenpakket.

Ook op Europees niveau blijft het Ctgb zich inzetten voor het vergroten van de capaciteit voor het beoordelen van stoffen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt, bijvoorbeeld door de BTSF-training voor micro-organismen, en de inzet op betere gegevensvereisten, richtsnoeren en testprotocollen.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

2.

 

CropLife NL verwelkomt de inrichting van het verduurzamingsloket omdat dit een impuls kan geven aan verkorting van doorlooptijden en verduurzaming kan versnellen. Belangrijk is dat dit gepaard gaat met de juiste randvoorwaarden om een algehele verkorting van doorlooptijden te realiseren. Zo wordt voorkomen dat een waterbedeffect ontstaat en andere aanvragen verder worden vertraagd. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het multidisciplinaire team dat ‘groene’ aanvragen behandelt en dat verantwoordelijk is voor het verduurzamingsloket. Dit team moet over voldoende capaciteit beschikken om ook stofbeoordelingen uit te voeren. Immers, als een stofbeoordeling vertraging oploopt als gevolg van het verduurzamingsloket dan heeft dit ook gevolgen voor de indiening van het middel op basis van deze stof.

 

Zie antwoord op commentaar 1.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

3.

 

CropLife NL heeft de suggestie gedaan om aanvragen voor precisietechnieken ook met prioriteit te beoordelen en de criteria in de beleidsregel hierop aan te passen. Dit sluit ook aan bij de acties in het Uitvoeringsprogramma bij de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. Het Ctgb geeft in een antwoord op een veelgestelde vraag op de website aan dat de ontwikkelingen rondom innovatieve toepassingstechnieken nog volop gaande zijn, waardoor het nog niet mogelijk is om heldere criteria op te stellen om te bepalen welke van deze technieken bijdragen aan verduurzaming. De keuze om aanvragen voor precisietechnieken vooralsnog nog geen onderwerp van de criteria te maken is te begrijpen. Van belang is dat uitbreiding van de criteria tijdig wordt heroverwogen op het moment dat criteria beschikbaar zijn voor praktijkrijpe technieken. Bovendien constateren wij dat de aanvragen alsnog met prioriteit in behandeling worden genomen op het moment dat het betreffende middel aan de overige criteria voldoet. Dit laatste zou nog kunnen worden verhelderd in het antwoord op de veelgestelde vragen.

 

Naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van innovatieve toepassingstechnieken kunnen de criteria van het verduurzamingsloket op termijn herzien worden.

De voorgestelde verheldering is opgenomen in de beantwoording van de Veelgestelde vragen.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

4.

 

Vanuit het belang om de beschikbaarheid van laagrisicomiddelen te stimuleren is de projectgroep LR Impuls positief over het instellen van het verduurzamingsloket.

 

Dank voor uw reactie.

Koppert

Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen

5.

 

Wij vragen ons af hoe het Ctgb ervoor zorgt, dat in de toekomst het verduurzamingsloket voor versnelling zorgt.

Een splitsing van het team in twee loketten (conventioneel en verduurzamingsloket) zou juist kunnen leiden tot nog meer vertraging.

Dit is nu ook de realiteit van een aantal aanvragen, die door de instelling van het groene loket extra vertraging oplopen.

Gaat het Ctgb ervoor zorgen dat in de (nabije) toekomst aanvragen voor middelen onder het duurzaamheidsloket de wettelijke termijnen halen, zoals gedefinieerd onder 1107/2009?

 

Het verduurzamingsloket is een maatregel die aanvullend is op het splitsen van de aanvragen in verschillende stromen die toegewezen worden aan gespecialiseerde multidisciplinaire teams.

Het Ctgb houdt zich in beginsel aan de geldende wettelijke termijnen in de Europese Verordeningen. In de praktijk blijkt echter dat het afhandelen van aanvragen binnen deze termijnen niet voor alle aanvraagtypen mogelijk is omdat de beoordelingskaders zich blijven ontwikkelen en de datavereisten blijven toenemen, waardoor de aanvraagdossiers en de beoordeling daarvan omvangrijker en complexer zijn geworden (zie ook de Meerjarenstrategie, pagina 9)

Het doorvoeren van de organisatiewijziging die in het antwoord op commentaar 1 genoemd wordt heeft tijdelijk een beslag gelegd op de capaciteit, maar staat los van de inrichting van het verduurzamingsloket. Nu de organisatiewijziging eenmaal is doorgevoerd is de verwachting dat de beoordeling juist efficiënter wordt en de doorlooptijden korter worden.

Zie ook het antwoord op commentaar 1.

LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum

Vertegenwoordigers landbouwsector

6.

 

LTO Nederland, BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum waarderen de ambitie van het Ctgb om de verduurzaming van het stoffen- en middelenpakket gewasbeschermingsmiddelen te faciliteren. Terecht wordt genoemd dat het nodig is dat heldere en eenduidige criteria nodig zijn om te bepalen welke middelaanvragen bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt in Nederland. Hierbij de opmerking dat meer maatregelen en acties, die buiten het werkterrein van het Ctgb liggen, nodig zijn die bijdragen aan weerbare teeltsystemen.

 

Het Ctgb onderschrijft uw opmerking dat er meer maatregelen en acties nodig zijn voor de transitie naar een landbouw waarbij weerbare planten en teeltsystemen centraal worden

gesteld in plaats van gewasbeschermingsmiddelen.

Als partner binnen het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming 2030 zet het Ctgb zich hiervoor in binnen de mogelijkheden en de rol van de organisatie.

Natuur & Milieu

Maatschappelijke organisatie

7.

 

De versnelde toelating van laagrisicomiddelen via een verduurzamingsloket zien wij, Natuur & Milieu, in principe als een positieve ontwikkeling. Het verduurzamingsloket is hier dan ook een goede stap voor. Het is echter van groot belang dat de gehanteerde standaarden en voorgeschreven tests even streng blijven, zodat ook bij deze middelen de veiligheid voor mens, dier en milieu gegarandeerd blijft. Zeker omdat alle micro-organismen, inclusief virussen, en verschillende specifiek-toxische stoffen onder de noemer ‘laag-risico middel’ komen te vallen.

Het is echter essentieel om te benadrukken dat versnelde toelating van laagrisicomiddelen alleen, zonder een bredere systeemverandering, niet genoeg is om de biodiversiteit en waterkwaliteit daadwerkelijk te verbeteren. De nadruk moet komen te liggen op het voorkómen van middelengebruik, naast het vervangen van middelen. Daarvoor is het principe van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) afgesproken in de Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden zoals u beschrijft in de regels 44 t/m 46. Echter wordt er een beperkte uitleg gegeven van dit begrip in de genoemde regels. De definitie van Geïntegreerde gewasbescherming conform artikel 14 is: ‘De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om bestrijding met lage pesticideninzet te bevorderen, waarbij zij waar mogelijk voorrang geven aan niet-chemische methoden, zodat professionele gebruikers van pesticiden overschakelen op praktijken en producten die binnen het gehele voor de bestrijding van een bepaald schadelijk organisme ter beschikking staande aanbod het laagste risico voor de gezondheid van de mens en het milieu opleveren. Bestrijding met lage pesticideninzet omvat geïntegreerde gewasbescherming alsmede biologische landbouw overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten ( 4 ).’

In de huidige beleidsregel stelt u dat: ‘De gebruikte pesticiden moeten zo doelgericht mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid, niet-doelwitorganismen en het milieu’. Dus datgene wat er moet gebeuren in het geval dat toch wordt gekozen voor (laagrisico) pesticiden inzet. Conform IPM moeten echter niet-chemische methoden de voorrang hebben. Wij roepen het CTGB daarom dringend op om bindende IPM voorwaarden op te nemen bij versnelde toelating. Dit voorkomt ook dat het verduurzamingsloket gebruikt wordt als greenwashing en zorgt er juist voor dat het wordt ingezet voor daadwerkelijk verduurzaming. Overigens zouden deze voorwaarden dan ook moeten worden opgenomen bij alle conventionele (niet laag-risico) middelen, om een gelijk speelveld te garanderen.

 

Het verduurzamingsloket heeft geen invloed op inhoudelijke aspecten van de beoordeling zelf. Het Ctgb blijft aanvragen die via het loket lopen op dezelfde grond beoordelen als andere aanvragen.

Het Ctgb beaamt dat versnelde toelating alleen niet toereikend is voor de transitie naar een weerbare en duurzame teelt (zie ook het antwoord bij commentaar 6).

De verplichting om geïntegreerde gewasbescherming (IPM) toe te passen ligt vast in de wetgeving die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen reguleert. Omdat deze verplichting over het gebruik gaat (en niet over de toelating van middelen), valt de implementatie van deze verplichting (bijvoorbeeld met bindende IPM maatregelen) niet binnen het mandaat van Ctgb.

Novozymes

Biotechnologiebedrijf

8.

 

Novozymes bedankt het CtgB voor hun Beleidsregel verduurzamingsloket bij het Ctgb. Dit maakt het mogelijk om duurzame middelen sneller op de markt te brengen.

 

Dank voor uw reactie.

Preambule / preamble

Artemis

Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen

9.

9

Door werkzame stof(fen)aanvragen die direct gekoppeld zijn aan middelen die aan benoemde criteria voldoen ook versneld af te handelen, kan de verduurzaming sterker gewaarborgd worden.

middelen en/of werkzame stoffen

Zie antwoord op commentaar 1.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

10.

10

In de preambule wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024, die op dit moment niet beschikbaar is. Het is dan ook niet mogelijk om de onderlinge samenhang met deze beleidsregel te beoordelen. Wij zouden graag nog de gelegenheid krijgen hierop te reageren.

 

In de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024 is de toelatingsprocedure vastgelegd.

Er wordt niet ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de beoordeling. De verwijzing in de tekst betreft het volgende artikel:

Artikel 2:5 Gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan een duurzame teelt

Een aanvraag voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel dat bijdraagt aan een weerbare en duurzame teelt in Nederland, zoals bedoeld in de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma, wordt waar mogelijk versneld afgehandeld.’

Koppert

Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen

11.

10

ten aanzien van 'versneld': worden producten ten minste conform de tijdslijnen zoals vastgelegd in 1107/2009 behandeld (bijvoorbeeld 120 dagen voor wederzijdse erkenning)?

 

Zie antwoord op commentaar 1.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

(commentaar persoonlijk en opgesteld vanuit taak als projectleider LR Impuls mede gehoord hebbende de projectgroep LR Impuls)

12.

11

Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe consultatie voor te leggen.

 

Zie antwoord op commentaar 10.

Artemis

Organisatie voor belangenbehartiging van producenten van biologische gewasbeschermingsmiddelen

13.

14

Kan concreter aangegeven worden wat wordt bedoeld met versneld afhandelen. Ons inzien mag de ambitie hoger zijn dan het behalen van de wettelijke termijnen in de Europese verordening.

Deze beleidsregel regelt de voorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen om versneld (sneller dan de wettelijke termijnen in de Europese verordening) afgehandeld te worden.

Zie antwoord op commentaar 1.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

14.

14

In de preambule wordt genoemd dat het Ctgb meerdere maatregelen neemt om vergroening en verduurzaming te faciliteren. Om daadwerkelijk een versnelling in de beoordeling te realiseren is méér beoordelingscapaciteit een randvoorwaarde. In de motie van leden De Groot en Boswijk, waaraan in de preambule wordt gerefereerd, wordt ook genoemd dat sprake is van een tekort aan specialistische beoordelingscapaciteit. Het terugbrengen van de doorlooptijden voor alle aanvragentypen is dan ook speerpunt 1 uit de Ctgb Meerjarenstrategie 2024–2027. Wij begrijpen dat dit een andere maatregel is die buiten de reikwijdte van deze beleidsregel valt, maar voor deze context is wel relevant voor de positieve impact van het verduurzamingsloket. Daarbij is het essentieel dat de beoordelingscapaciteit voor alle aanvragen wordt gerealiseerd, waaronder voor de aanvragen die aan de criteria voor het verduurzamingsloket voldoen. Ook moet worden voorkomen dat de behandeling van ‘groene’ aanvragen voor stoffen of middelen die niet aan de criteria voldoen, steeds in tijd wordt opgeschoven als gevolg van de werkzaamheden van dit multidisciplinaire team voor het verduurzamingsloket.

Invoegen na ‘... af te handelen.’:

‘Naast de inrichting van het verduurzamingsloket wordt ook ingezet op verdere capaciteitsopbouw in de multidisciplinaire teams om de doorlooptijden te verkorten (speerpunt 1 uit de Ctgb Meerjarenstrategie 2024–2027). Dit omvat nadrukkelijk ook de capaciteit voor het multidisciplinaire team dat de ‘groene’ aanvragen behandelt. Ook wordt ingezet op verdere kennisopbouw van dit multidisciplinaire team.’

Zie antwoord op commentaar 1.

LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum

Vertegenwoordigers landbouwsector

15.

18

Naar de mening van LTO Nederland, BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum zijn er meer heldere en eenduidige criteria dan genoemd zijn. De organisaties vinden belangrijk dat deze worden overgenomen, onder voorwaarde dat ze eenvoudig zijn toe te passen en niet leiden tot vertraging in de beoordeling of toelating van reeds door het Ctgb benoemde laagrisicio en verwante stoffen (r. 55–61) en middelen.

Onderbouwing: Het loket heeft tot doel ‘aanvragen voor middelen die bijdragen een weerbare en duurzame teelt in Nederland versneld af te handelen’, en volgens het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 zijn er meer middelen dan alleen laag-risicostoffen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt (ook middelen met minder neveneffecten, bijdragend aan IPM, met zo min mogelijk emissies en residuen, etcetera).

NB. Idee is dus dat de stof / het middel aan tenminste één van de criteria moet voldoen om in behandeling genomen te worden door het duurzaamheidsloket, niet aan allemaal!

Aanvullende criteria:

1. selectieve middelen (‘zo min mogelijk neveneffecten’, bijv. op natuurlijke vijanden).

2. resistentiemanagement (toelaten van een middel uit een nieuwe resistentiemanagement-groep vermindert de selectiedruk bij ziekten en plagen waardoor meer kans op duurzame beheersing).

3. stoffen die weinig/geen residuen geven omdat ze snel uiteen vallen in van nature voorkomende stoffen (UP-doel ‘zo min mogelijk residuen’).

4. stoffen die bijdragen aan ‘preventie’ (1ste IPM-stap) bijv. omdat ze bijdragen aan schoon uitgangsmateriaal.

5. stoffen die knelpunten ('actuele vraagstukken' onder het UP) oplossen.

Het Ctgb is zich ervan bewust dat er ook middelen zijn op basis van stoffen die niet voldoen aan de voorgestelde criteria, maar die een plaats kunnen hebben in de huidige manier waarop geïntegreerde gewasbescherming wordt ingevuld. Toelatingsaanvragen voor dergelijke middelen kunnen uiteraard bij het Ctgb worden gedaan. Het verduurzamingsloket is echter gericht op bepaalde middelen die een versnelde behandeling verdienen. Dit zijn middelen op basis van stoffen met een gunstig gevaarprofiel en aan dat uitgangspunt houden we vast.

Selectiviteit is onderdeel van de criteria (zie de beleidsregel, artikel 2, lid 3 onder a. ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking’). Onder de middelen die voldoen aan de criteria van het verduurzamingsloket vallen zowel middelen die preventief ingezet kunnen worden (bijvoorbeeld door induceren van weerstand of door concurrentie met plant-pathogenen) als middelen die correctief ingezet kunnen worden (zoals niet-chemische, selectief-werkende middelen). Daarnaast vallen veel ‘groene’ stoffen in een andere resistentiemanagement-groep dan synthetische stoffen en dragen ze daarmee bij aan de chemische diversiteit. Voor dergelijke stoffen hoeven in de regel geen Maximale Residu Limieten (MRLs) te worden vastgesteld (Annex IV stoffen). Ook wordt binnen de werkgroep actuele vraagstukken ingezet om tot oplossingen te komen die bestaan uit niet-chemische maatregelen en methoden; hieronder vallen ook de middelen die via het verduurzamingsloket afgehandeld worden.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

16.

44

Deze zin loopt niet goed en de formulering is voor verbetering vatbaar: ‘Gewasbeschermingsmiddelen moeten zo gekozen worden dat zo min mogelijk neveneffecten hebben, waardoor ze de weerbaarheid van het systeem niet afbreken, maar juist ondersteunen.’

Aanpassen:

‘Gewasbeschermings-middelen moeten doelgericht worden ingezet met zo min mogelijk risico’s voor mens, dier en milieu, waardoor ze de weerbaarheid van het systeem niet afbreken, maar juist ondersteunen.’

Op basis van uw opmerking is de formulering van de betreffende zin aangepast om deze beter te laten lopen.

De suggestie over inhoudelijke aanpassing van deze zin is niet overgenomen. De formulering in de beleidsregel is rechtstreeks overgenomen uit de tekst van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 (blz. 18): ‘Maar er komt een belangrijk principe bij: als binnen de principes teelthandelingen of gewasbeschermingsmiddelen toegepast worden, dan moeten die zo gekozen worden dat ze de weerbaarheid van het systeem niet afbreken, maar juist ondersteunen.’

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

17.

46

In het UP Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 is de volgende omschrijving (zie gele tekst) van de gewenste gewasbeschermingsmiddelen opgenomen in de paragraaf 4.4 (p. 35). Deze tekst luidt als volgt:

‘Om ook in een weerbaar teeltsysteem met weerbare rassen en gewassen aantasting door ziekten, plagen en onkruiden te kunnen voorkomen, beheersen en bestrijden, blijft de inzet van biociden en gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk. Als middelen worden ingezet, is het streven naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten. Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen7.’

7 Biologische stoffen zijn: van natuurlijke oorsprong zoals van planten, dieren, micro-organismen of bepaalde mineralen, of nagemaakte middelen die identiek zijn aan de natuurlijke stof en een laag risico kunnen hebben voor mens, dier, milieu en niet-doelwit organismen.

Deze omschrijving van eisen aan de gewenste gewasbeschermingsmiddelen in het UP past in de preambule van de beleidsregel en mijn verzoek is om op regel 46 aansluitend de volgende zin toe te voegen:

Het streven is hierbij naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten. Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen.

In regel 46 aansluitend de volgende zin opnemen:

‘Het streven is hierbij naar nagenoeg geen emissie en geen residuen op land- en tuinbouwproducten. Indien mogelijk gaat de voorkeur uit naar steeds specifiekere en gerichtere toepassingen van middelen en laag-risicomiddelen, waaronder de zogenoemde biologische middelen.’

Zie antwoord op opmerking 15.

Koppert

Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen

18.

57

Doorhalen niet chemische. Voorstel om hier af te zien van het onderscheid ‘niet-chemische’. ‘Stoffen’ is voldoende.

c. stoffen met een niet toxische of selectief-toxische werking, zoals:

De versnelde afhandeling van aanvragen voor niet-chemische middelen sluit aan bij de doelstellingen van het SUR-voorstel, en de Farm to Fork strategy waarin reductiedoelen gesteld worden van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Voor het verduurzamingsloket is hier is het criterium voor een niet-toxische of selectief toxische werking aan toegevoegd. Dit criterium is opgesteld op basis van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, waarin gesteld wordt dat gewasbeschermingsmiddelen zo gekozen moeten worden dat ze zo min mogelijk neveneffecten hebben.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

19.

61

Hier kan naar de beslisboom worden verwezen die is opgenomen in Bijlage I. Hieronder zijn nog inhoudelijke opmerkingen geplaatst bij de beslisboom (punt 33 uit deze reactie).

Invoegen na ‘... een selectief-toxische werking.’:

‘Voor de beoordeling of een aanvraag aan deze criteria voldoet, kan het stappenplan worden doorlopen dat is opgenomen in Bijlage I.’

Op basis van uw opmerking is deze verwijzing opgenomen in de tekst.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

20.

63

De beleidsregel sluit voor de criteria o.a. aan bij een Europese Verordening (SUR-voorstel). Op het moment dat deze beleidsregel inwerking treedt (beoogd per 1 januari 2024) is de SUR nog niet van kracht. Er wordt in Europa nog onderhandeld over de inhoud van het SUR-voorstel. Dat roept wel vraagtekens op over de houdbaarheid van de criteria zolang de SUR nog niet definitief is vastgesteld. Tenminste moet worden vermeld dat de beleidsregel zal worden herzien op het moment dat de definitieve tekst van de SUR op dit punt afwijkt van de huidige tekst.

Invoegen na ‘... wet- of regelgeving.’:

‘Op het moment dat de definitieve tekst van de SUR afwijkt op de punten waarop deze beleidsregel zich baseert, dan zal de beleidsregel in lijn worden gebracht met de SUR.’

Zowel in het SUR-voorstel als in de Farm to Fork Strategy worden reductiedoelen voor niet-chemische middelen gesteld.

In de preambule van de beleidsregel wordt het volgende aangegeven: ‘indien er in de toekomst Europees geharmoniseerde criteria worden opgesteld zal het Ctgb de criteria voor het verduurzamingsloket opnieuw in overweging nemen’.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

21.

65

CropLife NL verwelkomt heldere en transparante criteria voor het verduurzamingsloket, waarbij op voorhand duidelijk is of een aanvraag met prioriteit in behandeling kan worden genomen. Hiermee wordt een inhoudelijke discussie per aanvraag voorkomen en wordt vertraging voorkomen.

Er wordt uit het oogpunt van uitvoerbaarheid gekozen voor criteria die in de praktijk makkelijk toepasbaar zijn. Dit betekent ook dat aanvragen die niet aan deze criteria voldoen wel degelijk kunnen bijdragen aan verduurzaming, zoals aanvragen waarin een precisietechnieken is opgenomen. In de beleidsregel moet dan ook worden benadrukt dat de criteria voor een specifiek doel zijn opgesteld (te weten: prioritaire behandeling) en niet alle duurzame aanvragen alomvattend definiëren. De criteria moeten dus geen zelfstandige betekenis of status verkrijgen buiten de context van het verduurzamingsloket. Dat geldt ook voor de lijst met goedgekeurde werkzame stoffen die aan de criteria voor de stoffen voldoen (Bijlage II bij de concept-beleidsregel).

Invoegen na ‘... in overweging nemen.’:

‘De criteria in deze beleidsregel zijn uitsluitend opgesteld voor het doel van het verduurzamingsloket. De criteria zijn dan ook niet bedoeld om uitputtend alle middelen aan te wijzen die bijdragen aan verduurzaming. Er kan dan ook geen zelfstandige betekenis worden ontleend aan deze criteria. Dit geldt ook voor het overzicht van de stoffen opgenomen in Bijlage II.’

Uw tekstvoorstel is deels overgenomen in de preambule van de beleidsregel.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

22.

65

De beleidsregel spreekt van ‘versnelde afhandeling’ en onderscheidt hiermee aanvragen van het algemene principe ‘first in, first start’ dat geldt voor aanvragen die niet aan de criteria voldoen. Hoewel wordt verhelderd dat de versnelde afhandeling niet ziet op de inhoudelijke uitvoering of uitkomst van de beoordeling, wekt de terminologie ‘afhandeling’ wel deze indruk. Een andere terminologie kan worden overwogen.

Suggestie om integraal in de beleidsregel andere terminologie te hanteren voor ‘versnelde afhandeling’:

‘Versnelde behandeling’ of ‘Versnelde inbehandelingname’

Op basis van uw opmerking is de tekst van de beleidsregel gewijzigd. In de gehele tekst wordt nu gesproken over ‘versnelde inbehandelingname’

Novozymes

Biotechnologiebedrijf

23.

‘De versnelde afhandeling heeft overigens alleen betrekking op de doorlooptijd’

In het voorstel staat niet beschreven wat de doorlooptijd is.

Bijvoorbeeld, Novozymes stelt voor dat het DAR of the RR binnen 6 maanden moet worden opgesteld, wat overeenkomt met een voorstel in de SUR (voor DAR). Als Novozymes realiseren we ons dat dit een uitdaging is, maar het geeft in ieder geval onze gezamenlijke ambitie weer.

Zie antwoord op commentaar 1.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

24.

66

De beschikbaarheid van laagrisicomiddelen kan ook gestimuleerd worden door de inhoudelijke beoordeling van aanvragen te versnellen. Met name voor nieuwe laagrisicomiddelen doet zich deze mogelijkheid voor bij aanvragen voor wederzijdse erkenning (WE) van laagrisicotoepassingen, op grond van de onderbouwde laagrisicostatus in de referentielidstaat. Mijn verzoek is deze mogelijkheid te onderzoeken en eventueel op te nemen in de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024.

 

Een van de acties van het Ctgb binnen het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming 2030 (UP) is het versnellen van de inhoudelijke beoordeling van aanvragen voor laagrisicomiddelen (natuurlijk met behoud van het hoge beschermingsniveau voor mens, dier en milieu). Nederland benut momenteel alle huidige mogelijkheden voor wederzijdse erkenningen van laagrisicomiddelen en er wordt (ook op EU niveau) verkend of er meer mogelijkheden zijn.

Dit valt echter buiten de scope van het verduurzamingsloket, dat zich beperkt tot een procedurele maatregel.

LTO Nederland, mede namens BO Akkerbouw, Glastuinbouw Nederland, NFO en Plantum

Vertegenwoordigers landbouwsector

25.

66

De beschikbaarheid van laagrisicomiddelen kan ook gestimuleerd worden door de inhoudelijke beoordeling van aanvragen te versnellen. Met name voor nieuwe laagrisicomiddelen doet zich deze mogelijkheid voor bij aanvragen voor wederzijdse erkenning (WE) van laagrisicotoepassingen, op grond van de onderbouwde laagrisicostatus in de referentielidstaat. Verzoek is deze mogelijkheid te onderzoeken en zo mogelijk toe te passen.

 

Zie antwoord op commentaar 24.

Novozymes

Biotechnologiebedrijf

26.

Algemeen (en ook Art 2 point 4)

‘natuur-identieke stoffen (zoals dsRNA, antilichamen, peptiden) met een selectief-toxische werking.’

Novozymes gaat ervan uit dat dit antilichamen en enzymen omvat.

Geen aanpassingen nodig als onze aanname correct is. Zie ook punkt 4 [over artikel 1

Artikel 2, punt 3, subpunt c

]

Als werkzame stoffen zoals enzymen en antilichamen een niet-toxische of selectief toxische werking hebben dan voldoen deze aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

 

Artikel 1. Begrippen

Koppert

Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen

27.

1(c)

Doorhalen niet chemische. Voorstel om hier af te zien van het onderscheid ‘niet-chemische’. ‘Stoffen’ is voldoende.

tekst overnemen zoals in de preambule

Zie antwoord op commentaar 7.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

28.

1(l)

Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe consultatie voor te leggen.

 

Zie antwoord op commentaar 1.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

29.

1(l)

De definitie voor het ‘verduurzamingsloket’ kan worden verbeterd (zie suggestie). Als eerder aangegeven is de ‘beleidsregel toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024’ niet bekend op het moment waarop deze reactie is opgesteld.

Aanpassen:

‘Verduurzamingsloket: de werkwijze waarmee het Ctgb aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt versneld behandelt, zoals bedoeld in de beleidsregel toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024;’

De term ‘werkwijze’ suggereert dat aanvragen die via het verduurzamingsloket lopen ook inhoudelijk anders beoordeeld worden, terwijl er alleen sprake is van een procedureel verschil. Daarom is de term ‘procedure’ in de tekst gehandhaafd.

 

Artikel 2. Criteria voor afhandeling via het verduurzamingsloket

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

30.

2(1)

Er wordt verwezen naar de beleidsregel Toelatingsprocedure gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2024. In deze beleidsregel wordt mogelijk ingegaan op de inhoudelijke uitvoering van de beoordeling van aanvragen voor middelen die bijdragen aan een weerbare en duurzame teelt in Nederland. Mijn verzoek is ook deze voorgenomen beleidsregel ter externe consultatie voor te leggen.

 

Zie de reactie bij opmerking 10.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

31.

2(2)

Er wordt verwezen naar artikel 3; dit moet zijn lid 3

‘..., mits de aanvraag aan de criteria uiteengezet in artikel 3 voldoet:...’,

wordt,

‘..., mits de aanvraag aan de criteria uiteengezet onder lid 3 voldoet:...’

Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast. Dank voor uw opmerkzaamheid.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

32.

2(2)

Er wordt verwezen naar artikel 3; dit moet zijn lid 3

Aanpassen:

‘De volgende typen aanvragen voor zowel professioneel als niet-professioneel gebruik komen

in aanmerking om versneld te worden afgehandeld, mits de aanvraag aan de criteria

uiteengezet in lid 3 voldoet:’

Zie antwoord bij commentaar 31.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

33.

2(2a)

Bij dit punt kan worden verduidelijkt dat ook zonale aanvragen onder de scope vallen.

Aanpassen:

‘een aanvraag voor een toelating van een gewasbeschermingsmiddel in Nederland, waaronder een zonale aanvraag en een wederzijdse erkenning;’

Alle aanvragen waarbij sprake is van minstens één nieuw gebruik in Nederland – en die voldoen aan de overige criteria – komen in aanmerking voor het verduurzamingsloket. Het onderscheid tussen verschillende aanvraagtypen is hier dus niet relevant. De tekst in de beleidsregel is op dit punt verduidelijkt en versimpeld.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

34.

2(2b)

Voor de volledigheid aan het einde van de zin toevoegen ‘, inclusief een wederzijdse erkenning’

‘b. een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel met een nieuw gebruik in Nederland. ‘,

wordt,

‘b. een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel met een nieuw gebruik in Nederland, inclusief een wederzijdse erkenning.’

Zie het antwoord bij opmerking 33.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

35.

2(2b)

Bij dit punt kan worden verduidelijkt dat het om tenminste een nieuw gebruik in Nederland gaat en dat dit wat betreft het aanvraagtype ook zonale aanvragen kunnen zijn.

Aanpassen:

‘een aanvraag voor uitbreiding van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel met tenminsteéén nieuw gebruik in Nederland, waaronder een wederzijdse erkenning.’

Zie het antwoord bij opmerking 33.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

36.

2(3)

Hier kan ter ondersteuning verwezen worden naar Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket op pagina 5

‘Alle werkzame stoffen in dit gewasbeschermingsmiddel behoren tot tenminste één van de volgende categorieën:... ‘,

wordt,

‘Alle werkzame stoffen in dit gewasbeschermingsmiddel behoren tot tenminste één van de volgende categorieën (Zie Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket):...’

Op basis van uw opmerking is de tekst in de beleidsregel aangepast.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

37.

2(3a)

Naar aanleiding van deze bepaling komt de vraag op wat het gevolg is op het moment dat een ‘(verwacht) laagrisicostof’ de status als ‘laag-risico’ verliest. Het ligt voor de hand dat de status van de stof op het moment van indiening van de aanvraag bepalend is en dat de werkwijze voor het verduurzamingsloket niet wordt aangepast voor een aanvraag die reeds in behandeling is genomen.

 

De status van de stof op het moment van indiening is inderdaad bepalend.

Novozymes

Biotechnologiebedrijf

38.

2(3c)

In Artikel 2, punt 3, subpunt c wordt het begrip ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking’ genoemd. Dit begrip wordt echter niet gedefinieerd in Artikel 1, waarin de gebruikte begrippen worden verklaard.

Leg het concept ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking’ uit, zoals bedoeld in de preamble ‘niet-chemische stoffen met een niet-toxische of selectief-toxische werking, zoals: alle semiochemicals (waaronder feromonen); plantaardige extracten met een niet-toxische of selectief-toxische werking; natuur-identieke stoffen (zoals dsRNA, antilichamen, peptiden) met een selectief-toxische werking. ‘

Omdat het hier gaat om een definitie waarin in deze beleidsregel invulling gegeven wordt is ervoor gekozen om in artikel 2, punt 4 en 5 nader in te gaan op de betekenis van de concepten ‘niet-chemische stoffen’ en ‘niet-toxisch of selectief toxisch’.

Koppert

Producent van biologische gewasbeschermingsmiddelen

39.

2(3c)

Dit staat al in 3.a

 

Laagrisicostoffen zoals bedoeld in artikel 2, lid 3(a) van de beleidsregel kunnen zowel chemische als niet-chemische werkzame werkzame stoffen zijn. De niet-chemische werkzame stoffen waar het om gaat in artikel 2, lid 3(c) worden als niet toxisch of selectief-toxisch beschouwd als ze geen van de classificaties hebben die genoemd worden in Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De overige criteria voor laagrisicostoffen (bv. persistentie) worden hier niet toegepast.

Naast de laagrisicostoffen komen ook niet-chemische werkzame stoffen met een niet-toxische of selectief toxische werking in aanmerking voor versnelde afhandeling via het loket. Dit laatste criterium wordt in artikel 2, lid 5 toegelicht. Dit betreft een andere categorie dan de laagrisicostoffen die in artikel 2, lid 3(a) bedoeld worden.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

40.

2(5)

De formulering van deze bepaling kan worden verbeterend. Er wordt verwezen naar de criteria uit Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a, uit Verordening (EG) 1107/2009. Hierin zijn criteria opgenomen wanneer een werkzame stof niet als een stof met laag risico wordt aangemerkt. De bepaling in art. 2, lid 5 uit de concept-beleidsregel verwijst naar in positieve zin naar deze criteria. Het is evident dat de werkzame stof niet moet beschikken over de eigenschappen die worden opgesomd in de Verordening. Zie suggestie om dit te verhelderen

Aanpassen:

‘Een werkzame stof wordt in de context van het verduurzamingsloket beschouwd als niet-toxisch of selectief toxisch indien:

het een semiochemical betreft, en/of

de werkzame stof anders dan een micro-organisme in overeenstemming met de criteria in Verordening (EG) nr. 1107/2009, Bijlage II, punt 5.1.1, aanhef en onder a, wordt aangemerkt als laagrisico stof. Hierbij worden zowel werkzame stoffen die zijn of moeten worden geclassificeerd als acuut toxisch voor in het water levende organismen, als werkzame stoffen die zijn of moeten worden geclassificeerd als chronisch toxisch voor in het water levende organismen uitgesloten van behandeling via het verduurzamingsloket.’

Op basis van uw opmerking is de betreffende tekst in de beleidsregel aangepast.

Omdat het hier alleen gaat om de classificaties uit Bijlage II, punt 5.1.1 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en niet om de overige criteria voor laagrisicostoffen, is uw tekstsuggestie op dit punt aangepast.

 

Artikel 3. Inwerkingtreding

Geen commentaar ontvangen op artikel 3.

 

Bijlage I. Beslisboom criteria verduurzamingsloket

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

41.

 

In de preambule en in de artikelen wordt nergens naar bijlage 1 verwezen. Hiervoor is nu een suggestie gedaan (punt 5 uit deze reactie).

De beslisboom is nu opgesteld dat deze moet worden doorlopen per werkzame stof. Wanneer een middel uit meerdere werkzame stoffen bestaat, kan het onduidelijk zijn dat de beslisboom per stof opnieuw moet worden doorlopen.

Ook wordt buiten beschouwing gelaten of de aanvraag voor tenminste één (nieuwe) toepassing in Nederland wordt gedaan.

Overigens wordt in de afzonderlijke stappen soms gesproken van ‘stof’. Dit moet worden aangepast in ‘werkzame stof’.

Onder vernummering van de punten 1 t/m 6 en de verwijzingen hierin opgenomen naar andere stappen worden de nummers 1 en 2 nieuw ingevoegd:

‘1. Wordt de toelating aangevraagd voor tenminste één nieuwe toepassing in Nederland?

a. Ja → Ga door met stap 2.

b. Nee → De stof voldoet niet aan de criteria voor het verduurzamingsloket.

2. Bevat het middel meer dan één werkzame stof?

a. Ja → Ga door met stap 3, maar herhaal stap 3 en de daarop volgende stappen afzonderlijk voor iedere werkzame stof.

b. Nee → Ga door met stap 3.’

Op basis van uw opmerking en de tekstsuggestie is Bijlage I van de beleidsregel aangepast.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

42.

I(3)

De vraagstelling betreft de werkzame stof

‘Is de stof een...?’

wordt

‘Is de werkzame stof een...?’

Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

43.

I(4)

De vraagstelling betreft de werkzame stof

‘Is de stof een...?’

wordt

‘Is de werkzame stof een...?’

Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

44.

I(5)

De vraagstelling betreft de werkzame stof

‘Is de stof...?’

wordt

‘Is de werkzame stof...?’

Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.

Frans Heuts (projectleider LR Impuls Fonds Kleine Toepassingen)

45.

I(6)

De vraagstelling betreft de werkzame stof

‘Is de stof een...?’

wordt

‘Is de werkzame stof een...?’

Op basis van uw reactie is de tekst in de beleidsregel aangepast.

 

Bijlage II. Voorlopige lijst van stoffen die voldoen aan de criteria voor het verduurzamingsloket

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

46.

 

Voor de periode na inwerkingtreding van de beleidsregel is het proces voor aanpassing van de lijst opgenomen in Bijlage II niet beschreven. Wij zouden hiervoor graag een verheldering van de procedure zien.

De beleidsregel is zo opgesteld dat de niet de vermelding op bijlage II, maar de daadwerkelijke status van een stof bepalend is. Wij begrijpen dit zo dat dat een aanvraag ook versneld in behandeling kan worden genomen als de lijst nog niet is geactualiseerd. Het verzoek is om dit in de preambule of dit als toelichting op te nemen in Bijlage II.

 

Op basis van uw opmerking is in de toelichting bij Bijlage 1 de volgende zin toegevoegd:

‘Op basis van de status van de stof op het moment van indienen van de aanvraag wordt bepaald of de aanvraag voldoet aan de criteria, ook indien de lijst nog niet geactualiseerd is.

Bij inwerkingtreding wordt de op dat moment geldende lijst gepubliceerd. Tenminste na iedere SCoPAFF-vergadering zal opnieuw bepaald worden welke goedgekeurde werkzame stoffen aan de criteria voor het verduurzamingsloket voldoen. Ook na iedere bijeenkomst van het RAC zal de lijst herzien worden op basis van de geactualiseerde classificaties.

CropLife NL

Organisatie voor belangenbehartiging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie

47.

 

Individuele CropLife NL-bedrijven zijn geraadpleegd over ontbrekende stoffen op de lijst. Op het moment van de reactie ontbreken er geen stoffen. Mocht hier verandering in komen, dan zullen deze worden aangedragen aan het Ctgb.

 

De lijst van stoffen die voldoen aan de criteria voor het verduurzamingsloket op het moment van inwerkingtreding van de beleidsregel is gepubliceerd in Bijlage II van de beleidsregel.

Naar boven